Het
eerste licht van de dag komt langzaam door het raam naar binnen. Buiten, een
fijne en onophoudelijke regen wekt klachten op de daken. Één voor één de
silhouetten worden doordrenkt van nostalgie en
alles is sloom, nat van koude kalmte. Zijn ogen, als ramen die bij slecht weer worden
gesloten, kijken ook naar binnen, waar alles verborgen is, waar ze waarneemt
wie ze is, waar haar stiltes samenzweren.
Zij
zet het masker en de handschoenen op. Gaat naar buiten, rijd naar het
ziekenhuis. Als zij binnenkomt, voelt ze haar inerlijke rebellie opnieuw overheersen.
Ga naar de eerste verdieping, doe haar uitrusting aan. Ze herinnert zichzelf de
instructies wat ze gisteren gekregen hebben. Ze wou dat ze het medogenloze
protocol kon overtreden. Op het moment dat ze het minst kwestbaar voelt verzamelt
zij moed en gaat naar haar bed, geeft de medicatie en verwijdert het
ademhalingstoestel dat niet meer vor haar is bestemd. Zijn antecedenten en de
korte schaduw die haar leven werpt hebben de overhand. Korte schaduw? In de
avond van het leven? s’Avonds zijn schaduwen
juist het langste! Zij wou dat iemand haar verdriet kon wegnemen, maar de gangen
van het ziekenhuis zijn vol met stiltes. Het werk gaat hen te boven, en wanneer
het zorgen voor andere patiënten het toelaat ga zij terug naar haar bed. Ze
houdt haar hand vast, heeft niets anders voor haar. Ze wou dat ze haar daar weg
kon halen en weer naar de warmte van haar eigen bed kon brengen. In haar
laatste adem denk ze haar naam te hebben gehoord. Vaarwel, grootmoeder, antwoordt
ze fluisterend, maar ze kan haar eigen stem niet herkennen.
12/04/2020
No hay comentarios:
Publicar un comentario